|
Dolhoek |
||||
Begrip: | Hoek van het aanlegvlak van de dol ten opzichte van de verticaal, gemeten in de lengterichting van de boot. Let op: de dolhoek is dus altijd de som van de dolpenhoek en de op de dol afgestelde hoek. De dolhoek wordt zo afgesteld dat het blad de oppervlakte zoekt (dus niet diept). | ||||
Maten: | Gemeten in graden. Voorwaartse dolhoek: 3°– 7° uitgaande van een Riemhoek van 0° | ||||
Effect: |
|
||||
Meten: | Met behulp van een analoge of digitale de dolhoekmeter in graden. IJk de dolhoekmeter door deze op de boordrand of anders op het emplacement (let op: ijken op het emplacement kan alleen wanneer dit parallel loopt aan de boordrand) te zetten en ijk altijd in de richting waarin gemeten zal gaan worden. Zet de digitale dolhoekmeter op nul. Draai de waterpas van de analoge dolhoekmeter zodat deze precies tussen de twee lijnen staat. De dolhoekmeter is nu geijkt. Zet de dolhoekmeter tegen de dol en meet de hoek op. Bij de analoge dolhoekmeter door de meetplaat te kantelen totdat de luchtbel weer tussen de lijnen staat en lees het aantal graden af. |
Links het ijken van de dolhoekmeter, rechts het meten van de dolhoek.
Stellen: | Gebruik de blauwe stelbusjes om de dolhoek in te stellen. Let op: voor elke dolpendikte zijn er andere stelbusjes in gebruik. De stelbusjes voor boorddollen zijn dus (vaak) andere dan die voor sculldollen. Elk stelbusje (met uitzondering van de 4/4) kan op twee manieren worden gebruikt: bijvoorbeeld het stelbusje 2/6 kan zowel voor zes als voor twee graden worden gebruikt. Het aantal graden staat op het stelbusje. Plaats twee dezelfde stelbusjes in tegenovergestelde richting onder en boven de dol. Wanneer een halve graad moet worden ingesteld, vervang dan een van de busjes door een opvolgend busje. Bijvoorbeeld busje 2/6 boven, gecombineerd met 5/3 onder geeft 5,5 graden op de dol. |
Links de blauwe stelbusjes, rechts de toepassing daarvan.
Buitenwaartse dolpenhoek | |
Riemhoek |