|
De uitpik en wegzet |
Eindhaal, uitzet en wegzet kunnen niet los van elkaar worden gezien. Het gebeurt in één vloeiende beweging. De wegzet gebeurt met romp en armen tegelijkertijd (moderne wegzet) en de roeier zit ergens tussen vaste bank en ¼ bank volledig ingebogen en met gestrekte armen klaar om op te rijden.
Bij de romp wordt/worden de hendels vanuit de ellebogen met een korte duw naar beneden gedrukt. Om te voorkomen dat de hendel(s) op de schoot terecht komen, wordt deze duw naar beneden opgevangen met een horizontale wegzet. In de bocht wordt de draai uitgevoerd (duw naar beneden, draai en druk weg).
Bij het Uitlopen wordt/worden de hendels naar de heupen getrokken waardoor het blad langzaam uit het water loopt. Bij het
Uitdraaien wordt/worden het blad/de bladen uit het water gedraaid en zit er geen verschil tussen de aanhaal- en wegzethoogte. Beide moeten worden vermeden.
De uitpik bij golven
Het doel van de uitpik is om het blad dat in het water zit, boven het water te brengen zodat het terug naar de inpik gebracht kan worden. Daarbij kan het blad op verschillende hoogtes boven het water worden gebracht, zoals in onderstaand figuur geschetst.
Effect van verschillende recoverhoogten zonder en met golven.
De effecten op een rij: | |
1. | Wanneer het blad wordt ![]() |
2. | Een halve bladbreedte boven het water is de minimale afstand die nodig is om het blad voor de inpik weer te kunnen opdraaien. Hiervoor is een neerwaartse verticale beweging van de hendel(s) bij de uitpik noodzakelijk. |
3. | Bij hoge golven moet het blad – om boven de golven te blijven – een bladbreedte boven het water naar de inpik worden teruggebracht. |
![]() |
Haal |
![]() |
Balans |