De aanpak

Soorten oefeningen

Drie fundamenteel verschillende oefeningen staan de coach/instructeur ter beschikking. Dit zijn:


Klassieke oefeningen

Helaas is het zo dat niet elke oefening de reguliere roeihaal verandert. Terwijl dat eigenlijk het uitgangspunt van een oefening zou moeten zijn. De mate waarin de oefening invloed heeft op de reguliere roeihaal, wordt transfer genoemd. Er zijn dus oefeningen met een inherent slechte transfer en oefeningen met een inherent goede transfer. De oefeningen met een inherent slechte transfer, worden klassieke oefeningen genoemd.

Het is belangrijk hierbij om onderscheid te maken tussen de intentie van de coach/instructeur en de wijze waarop spieren leren. Want die (positieve) intentie, wordt niet altijd door de spieren 'begrepen'. De ingesleten roeibeweging zit in het spiergeheugen van de roeier. Een eenmaal ingesleten beweging is verandervermijdend en daarom is afleren zo moeilijk. Wanneer de spieren kunnen, leren ze liever een nieuwe beweging aan dan de oude te veranderen. Een mooi voorbeeld is roeien met ongedraaid blad om de wegzetdiepte te vergroten. Tijdens die oefening is de diepte goed aanwezig: een nieuw motorisch programma zorgt hier voor. Echter bij terugkeer naar de normale haal, verdwijnt die diepte volledig: het oude motorisch programma is weer actief.

Voorbeelden van klassieke oefeningen zijn:
roeien met ongedraaid blad;
roeien met stopjes.

Gelukkig zijn er ook twee moderne benaderingen beschikbaar die dit nadeel niet hebben. 


Cybernetische oefeningen

Uitgangspunt hierbij is dat de boot de roeier leert roeien. Bij deze benadering gebruikt de coach/instructeur de boot om feedback aan de roeier te geven. Deze benadering heet cybernetisch omdat er sprake is van een terugkoppellus: de roeier maakt een beweging, de boot reageert op deze beweging, de roeier neemt deze bootreactie waar en past zijn beweging aan. Boten met de meeste terugkoppeling zijn de gladde boten met zo weinig mogelijk roeiers (twee zonder en skiff), maar ook een C1 is daarvoor bij uitstek geschikt. Cybenetische oefeningen maken dus gebruik van deze benadering. De coach/instructeur kan hierbij op twee manieren ondersteunen:

Ten eerste kan de coach/instructeur de roeier focus geven: Dit kan de roeier doen door te kijken (visueel), door te voelen (kinesthetisch) of door te luisteren (auditief). Bijvoorbeeld: dat het roeiritme goed is, kun je horen. Dat het oprijden goed is, kun je voelen. Dat de uitpik goed is, kun je zien aan het blad. Op deze wijze kan de roeier zichzelf controleren, doordat hij weet hoe feedback op de eigen roeibeweging te krijgen.

Ten tweede kan de coach/instructeur de roeier een roeiregel geven: wat moet hij doen in reactie op wat de boot doet. Bijvoorbeeld, de coach/instructeur ziet dat bij de uitpik van een skiff de linkerhand niet naar beneden beweegt en de rechterhand wil. Met als gevolg dat de boot op bakboord ligt. De door de coach/instructeur gegeven roeiregel aan de roeier is dan: "Wanneer je merkt dat de boot op bakboord ligt, duw dan je linkerhand bij de uitpik dieper naar beneden!".

Voorbeelden van cybernetische oefeningen zijn:
Boot over één boord leggen;
Slag tegen ploeg.


Motorische oefeningen

Bij de motorische benadering laat de coach/instructeur de roeier geen vertaling van een gegeven opdracht naar de spierbeweging maken, maar ondersteunt hierbij maximaal. Daarbij wordt de bewegingsruimte – vaak met een differentiële oefening – opgerekt en is er aandacht voor een goede transfer. Lees hier meer over motorisch coachen.

Voorbeelden van motorische oefeningen zijn:
Rompsmijten;
Dynamisch uitlengen.


Toets

Welke benadering je als coach/instructeur ook kiest, het is belangrijk dat je een significante verandering in de reguliere haal van de roeiers ziet. Blijft deze verandering of verbetering achterwege, dan voldoet je benadering niet en moet je iets anders proberen. Want zie je deze verandering/verbetering niet, dan kom je terecht in het coachritueel. Bij het coachritueel:

  • geef je als coach aanwijzingen aan de roeiers;
  • vinden de roeiers jouw aanwijzingen erg waardevol;
  • zijn de roeiers erg tevreden over jouw coaching;
  • maar verandert er niets in de reguliere haal van de roeiers.

Dit is vergelijkbaar met een rituele regendans: iedereen weet dat het niet gaat regenen, maar het danst zo lekker! Veel klassieke coaches/instructeurs zijn gewend om weinig of minimale verandering te zien en zijn daarmee tevreden met kleine verbeteringen in de reguliere roeihaal. Dit in tegenstelling tot moderne coaches/instructeurs, deze zijn juist gewend aan significante veranderingen en beginnen aan zichzelf te twijfelen wanneer deze achterwege blijven.

© 2016 - 2024 Jeroen Brinkman