Backsplash
|
|
Waterspetters die bij het inzetten van het blad naar de voorkant van de boot toe gaan. |
Bak
|
|
Instructiemogelijkheid op vlot of wal waar de roeier de roeibeweging kan oefenen. De hierbij gebruikte riemen hebben grote gaten, zodat ze makkelijk door het water gaan. |
Bakboordzijde
|
|
Vanuit de stuurplaats bekeken de linkerkant van de boot, dan wel: Rood Roeit Rechts. |
Balans
|
|
De boot ligt horizontaal op het water, dat wil zeggen beide dollen zijn even ver van het water af. Zie ook: Balans. |
Balansplankje
|
|
Hulpmiddel om roeiers te leren om met core stability ( C) balansverstoringen tegen te werken. Zie ook: Balansplankje. |
Bank (roeien met)
|
|
Roeien waarbij niet helemaal wordt opgereden. Variaties: met vaste bank (zonder oprijden), kwart bank (knieën komen 5cm omhoog), halve bank (bovenbeen en onderbeen maken een rechte hoek) driekwart bank (hielen komen los van het voetenbord). |
Bankje
|
|
Bankje met wieltjes waarop de roeier zit. |
BBG
|
|
Berliner Bootsbau Gesellschaft, Duitse leverancier van boten. |
B-boot
|
|
Boottype, dat lijkt op een gladde boot met een uitwendige kiel. Wordt gebruikt als oefenboot. |
Bekje
|
|
Metalen toeter met een hoofdband, vroeger gebruikt door de stuur. |
Benen overstrekken
|
|
Roeifout waarbij de benen te ver gestrekt worden. Zie ook: Benen overstrekken. |
Bigblade
|
|
Groot asymmetrisch roeiblad. |
Binnenhand
|
|
De hand van een boordroeier die het dichtst bij de dol zit. |
Binnenhendel
|
|
Afstelbegrip: het gedeelte van de riem dat loopt van het handvat (hendel) tot aan de dol. Zie ook: Binnenhendel. |
Bint
|
|
Dwarsverbinding in een houten boot. |
Blad
|
|
Plat gedeelte aan het einde van de riem om de druk van de riem op het water over te brengen. |
Blad erin trappen
|
|
Roeifout waarbij de roeier het blad niet eerst in het water plaatst, voordat hij begint te trappen. Zie ook: Blad erin trappen. |
Blad plaatsen
|
|
Blad bij de inpik in het water brengen. Zie ook: Inpik. |
Blad uitdraaien
|
|
Roeifout waarbij de hendel(s) niet naar beneden wordt/worden bewogen worden en het blad alleen gedraaid wordt. Zie ook: Blad uitdraaien. |
Bladhoek
|
|
Afstelbegrip dat de hoek waaronder het blad in het water staat geeft. Het is de optelling van dol- en riemhoek. Zie ook: Bladhoek. |
Blik
|
|
In een wedstrijd een 1e plaats behalen (winnen) met bijbehorende medaille (blik). Ook gebruikt als “blik trekken” of “blikken”, dat wil zeggen een medaille behalen. |
Blok
|
|
Bij roeiwedstrijden een geclusterde groep heats die ononderbroken achter elkaar worden afgewerkt (bijvoorbeeld: “het derde blok”). |
Boeg
|
|
De roeier die het dichtst bij de voorpunt van de boot zit, of de voorkant van een boot. |
Boegbal
|
|
Bal voorop punt van de boot. |
Boegen
|
|
Zie boegenpaar. |
Boegenpaar
|
|
De twee roeiers die het dichtst bij de voorpunt zitten. |
Boei
|
|
1. Drijvende bal in het water om een roeibaan te markeren.
2. Roeibaan bij wedstrijden waarbij de ploegen naast elkaar starten, bijvoorbeeld “boei 6” betekent roeibaan zes. |
Bokje
|
|
Laag bij de grond verplaatsbaar onderstel waarop de boot wordt geplaatst met de open kant naar onder. |
Boord
|
|
Bovenrand van de scheepswand of aanduiding van bakboord of stuurboord (“Welk boord roei je?”). |
Boord aan boord wedstrijd
|
|
Wedstrijd waarbij twee of meer ploegen naast elkaar starten. |
Boordenslag
|
|
Ploegoefening voor boordboten om de gelijkheid te bevorderen. Zie ook: Boordenslag. |
Boordroeien
|
|
Het roeien waarbij elke roeier maar één riem heeft. |
Boot induiken
|
|
Roeifout waarbij de roeier vlak voor de inpik zijn romp beweegt. Zie ook: Boot induiken. |
Boot over één boord leggen
|
|
Roei-oefening waarbij de boot afwisselend en gecontroleerd op bak- of stuurboord wordt gelegd. Zie ook: Boot over één boord leggen. |
Bootstijfheid
|
|
De mate waarin de riggers van de boot en de boot zelf vervormen. Zie ook: Bootstijfheid. |
Boottrim
|
|
Zie trim ( T). |
Botenpark
|
|
Zie vloot ( V). |
BPR
|
|
Binnenvaart Politie Reglement, een verkeersreglement voor op het water. Elk schip heeft zich hier aan te houden. |
Buitenhand
|
|
Bij hand van een boordroeier die op het uiteinde van de riem rust. |
Buitenhendel
|
|
Het gedeelte van de riem dat loopt van de dol tot en met het blad. Zie ook binnenhendel. |
Buitenwaartse dolpenhoek
|
|
Afstelbegrip dat de hoek van de dolpen naar buiten toe geeft, dus gemeten loodrecht op de boot. Zie ook: Buitenwaartse dolpenhoek. |